home
***
CD-ROM
|
disk
|
FTP
|
other
***
search
/
De Interactieve IQ Test
/
De Interactieve IQ Test.iso
/
data
/
inleid1.txt
< prev
next >
Wrap
Text File
|
1995-10-14
|
10KB
|
129 lines
Intelligentiequotiδnten en het meten van intelligentie
`Ken uzelf!' was een van de leuzen die de oude Grieken ons nalieten, en al zal deze
zelfkennis niet altijd zo heilzaam en nuttig zijn als de oude Grieken en de moderne
psychoanalytici geloven, er is geen twijfel aan dat de meeste mensen een intense
belangstelling hebben voor hun eigen persoonlijkheid, temperament, intelligentie,
karaktertrekken, capaciteiten, complexen enzovoort. Ik heb herhaaldelijk voor leken
lezingen gehouden over het wezen en het meten van intelligentie en bijna altijd trof
mij hun teleurstelling wanneer ik hun vertelde dat er geen gemakkelijke en directe
methode bestond om zelf hun I.Q. te meten. Dit programma is bedoeld om daar iets aan
te doen en het iedereen die over voldoende intelligentie beschikt om de aanwijzingen
op te volgen, mogelijk te maken zijn of haar intelligentiequotiδnt redelijk
nauwkeurig vast te stellen. Door dit mogelijk te maken, kan deze CD-Rom wellicht een
zeer bescheiden bijdrage leveren aan de realisatie van het hierboven geciteerde
devies.
Alvorens hieraan te beginnen, raden wij de gebruiker echter wel aan eerst de rest
van deze inleiding en de uitleg helemaal door te nemen. Want daarin wordt in het
kort en, naar ik hoop, duidelijk, uiteengezet wat een I.Q. is, hoe het bepaald wordt,
wat het impliceert en aan welke beperkingen en kritiek het gebruik van dit begrip
blootstaat. Zoals al vaak gezegd is: beperkte kennis is gevaarlijk en het doorwerken
van dit programma zal van de gebruiker evenmin een kundig psycholoog maken als de
aankoop van een thermometer van hem een arts maakt. Niettemin kan het van belang
zijn te weten of men koorts heeft of niet en het bezit van een thermometer helpt
natuurlijk wel om op die vraag een antwoord te vinden, ook al heeft men geen
medische opleiding gehad.
Bij het bespreken van de methoden om intelligentie te meten is het v≤≤r alles nodig
een wijd verbreid misverstand uit de weg te ruimen. Vaak meent men dat
intelligentietesten ontworpen en ontwikkeld worden op basis van een deugdelijke
wetenschappelijke theorie. Maar ook leeft algemeen de gedachte dat hoe
`wetenschappelijk' het meten van intelligentie ook moge zijn, de praktische waarde
ervan erg gering is, met name door bepaalde onvermijdelijke moeilijkheden die het
uit de ivoren toren naar het marktplein afdalen meebrengt; en ook vanwege de
veronderstelde onmogelijkheid om psychologische theorieδn toe te passen op de
praktische problemen van het dagelijkse leven. In feite is de toestand precies
omgekeerd. Intelligentietesten zijn niet gebaseerd op bijzonder degelijke
wetenschappelijke beginselen en onder de deskundigen bestaat geenszins grote
overeenstemming over de vraag wat intelligentie nu precies is. Discussies over dit
onderwerp waren zeer populair in de jaren twintig en dertig, maar ze zijn vrijwel
opgehouden toen men zich ging realiseren dat ze voornamelijk uit lege woorden
bestonden en niet tot een redelijke oplossing konden leiden. Anderzijds hebben de
intelligentietesten van het begin af aan opmerkelijke successen geboekt in hun
praktische toepassing. Wij zullen in het kort nagaan wat ermee bedoeld wordt dat een
intelligentietest `succesvol' is, maar het bewijsmateriaal voor de resultaten is zo
overvloedig dat niemand die vertrouwd is met zelfs maar een klein gedeelte van deze
materie, deze bewering als overdreven zal beschouwen.
Gedeeltelijk vullen deze twee schijnbaar tegenstrijdige feiten - het testen van
intelligentie mist een wetenschappelijke basis, en de toepassing ervan is bijzonder
succesvol - in werkelijkheid elkaar aan. Want omdat de intelligentietesten - die
voor het eerst werden samengesteld in de beginjaren van deze eeuw - zoÆn goed
resultaat hadden bij de toepassing op praktische problemen, hadden de psychologen
die in het onderwerp ge∩nteresseerd waren, de neiging eerder technici te worden die
er op uit waren dit `gereedschap' te verbeteren en te gebruiken, dan
wetenschapsmensen die ge∩nteresseerd waren in de noodzakelijke wetenschappelijke
research, waaraan nog altijd veel te doen valt. Natuurlijk is ook de samenleving
medeverantwoordelijk voor deze verkeerde stand van zaken, omdat zij altijd meer
belang stelt in onmiddellijke toepassing van nieuwe technische vindingen dan in
research als doel op zichzelf. Het is altijd veel gemakkelijker geweest om geld los
te krijgen voor technologisch onderzoek ter verbetering van een bestaand instrument,
of voor de toepassing daarvan op een nieuw terrein, dan voor het zeer abstracte,
complexe en geen direct profijt opleverende karwei van het leggen van een stevige
wetenschappelijke fundering voor het meten van intelligentie.
Het zal de gebruiker misschien verbazen dat dit meten vruchtbare resultaten kan
opleveren zonder dat er een degelijke theoretische basis voor is. Om daar een
verklaring voor te geven, moeten we misschien teruggaan naar de vergelijking met de
thermometer. Het meten van temperatuur begint met een benaderende psychologische
observatie door vast te stellen dat onze zintuigen verschillende temperaturen
registreren, van erg koud tot erg heet. Subjectieve schattingen van deze aard zijn
natuurlijk niet erg nauwkeurig. De gebruiker zou de volgende proef kunnen nemen. Hij
kan het experiment uitvoeren met drie kommen water. EΘn is gevuld met water dat zo
heet is dat het zonder al te veel ongemak verdragen kan worden, de tweede is gevuld
met water dat rondom het vriespunt is, en de derde, in het midden, met lauw water.
Als hij nu zijn linkerhand een minuut lang in het hete water steekt, zijn rechterhand
in het koude water en dan beide tegelijk in de middelste schaal steekt, zal hij
merken dat het lauwe water voor zijn rechterhand ondraaglijk heet aanvoelt, en voor
zijn linkerhand intens koud. Dezelfde temperatuur kan dus heet of koud lijken,
afhankelijk van een onmiddellijk tevoren opgedane ervaring. Men kan zich ook een
andere proef voorstellen. Tijdens de winter nodigt een Engelsman een Amerikaanse
vriend uit in zijn, naar hij zelf stellig gelooft, voldoende verwarmde huis. Hij zal
spoedig merken dat wat hij warm vindt, voor zijn Amerikaanse vriend erg koud is,
gewend als deze is aan kamers met een temperatuur die tien tot vijftien graden hoger
ligt dan in Engeland gebruikelijk is.
Wij beginnen dus met een erg subjectieve, maar niettemin reδle grootheid die zeer
ruw gemeten kan worden in subjectieve termen. ZoÆn meting aan de hand van de
reacties van levende wezens, meer dan in termen van fysica, kan merkwaardig
nauwkeurig zijn. Dat blijkt uit de wet van Dolbear. Deze werd geformuleerd door de
fysicus Dolbear in 1897 die met boomkrekels werkte, en luidt aldus: tel het aantal
keren dat dit dier sjirpt in vijftien seconden en tel daar veertig bij op. De som
ervan is de temperatuur van dat moment in graden Fahrenheit. Boomkrekels zijn echter
zeldzaam en moeilijk te pakken te krijgen, en zij kunnen niet ingepast worden in het
algemene systeem der fysische wetten waarop ons meetsysteem is gebaseerd.
Dientengevolge werd de uitvinding van de thermometer algemeen beschouwd als een
aanzienlijke vooruitgang. De mensen maten sindsdien de temperatuur niet meer naar
hun eigen reacties op koud en warm en gebruikten in plaats daarvan de inkrimping en
uitzetting van verschillende stoffen. Het belangrijke punt waar het nu om gaat, is
het volgende. Er bestaat geen strikte overeenstemming tussen het aflezen van een
thermometer en subjectieve en individuele beoordelingen. Als wij de laatste als
criterium beschouwen en de eerste als de test waarvan we de validiteit willen
onderzoeken, zouden we tot de conclusie moeten komen dat de test veel te wensen
overliet. In het geval van de thermometer realiseren we ons natuurlijk dat het
gebrek aan overeenstemming te wijten is aan fouten in ons criterium, d.w.z. aan
onregelmatigheden en fouten in ons subjectieve oordeel en niet aan de test zelf.
Ongeveer hetzelfde kan waar zijn als we de resultaten van een intelligentietest
vergelijken met onze subjectieve mening over iemands intelligentie. Het gebrek aan
overeenstemming kan te wijten zijn aan fouten in de test, maar waarschijnlijker
wordt het veroorzaakt door fouten in onze subjectieve waarderingen.
Een ander punt is ook de moeite van het overwegen waard. Toen de thermometer
uitgevonden werd, bestond er nog nauwelijks iets van een wetenschappelijke theorie
die zich bezighield met wat warmte is of hoe zij gemeten moet worden. De
temperatuurmeting was niet gebaseerd op een theoretische analyse van het begrip
`warmte', veeleer werd de moderne warmtetheorie gebaseerd op de resultaten die
verkregen waren door het gebruik van de thermometer en andere meetinstrumenten. Het
zou goed zijn als dit in het oog gehouden werd door velen die een nogal
æpuristischeÆ kijk hebben op de wetenschappelijke vooruitgang en niets te maken
willen hebben met intelligentietesten zolang we geen perfecte theorie hebben over
wat intelligentie precies is. Dit berust op een miskenning van het wezen van de
wetenschappelijke vooruitgang op elk gebied. De theorie is meestal het eindprodukt
van en de kroon op een lange reeks onderzoekingen die beginnen met nieuwe
ontdekkingen en nieuwe meetinstrumenten. De uitvinding van de intelligentietest zal
te zijner tijd ongetwijfeld leiden tot een beter inzicht in de mentale processen, en
heeft dit in tal van opzichten trouwens al gedaan. WΘl zou men terecht in het midden
kunnen brengen dat de psychologen te weinig tijd besteed hebben aan het
wetenschappelijk onderzoek van deze nieuwe ontdekking, zulks wel in scherpe
tegenstelling met het commerciδle nut en praktische toepassing ervan.